Het is juli, hartje zomer. Het Joris Ivensplein, Haveneiland-West, oogt uitgestorven. Bij de doorgang naar de kern van het winkelcentrum, een guur plein met een enkele struik in een pot, staat voor de snackbar een hardhouten keet. Het is een mobiel steunpunt met wisselende openingstijden, waar politie, stadsdeel Oost en jongerenwerk sinds kort een basis hebben. De post is er gekomen op verzoek van omwonenden van het plein, omdat deze de afgelopen jaren zuchtten onder de overlast van Marokkaanse hangjongeren. Er zijn verschillende bijeenkomsten geweest om de problematiek te bespreken. Een van de maatregelen om de leefbaarheid op het plein te verbeteren is een mobiel steunpunt. Aan niets is deze herkenbaar als zodanig; het zou ook een luxe eetkeet kunnen zijn. De post moet het geringe winkelende publiek vooral niet afschrikken.
De feestelijke opening door de voorzitter (D66) van het Dagelijks Bestuur Oost was ruim een week eerder. Ik loop om de houten keet heen en kijk naar de openingstijden. Er hangt een papiertje achter het onderste raam. Het plakband heeft wat losgelaten. Het glas erboven is volledig vernield. De ruit is provisorisch dichtgeplakt. Ik kijk opzij en zie brandvlekken op het hout; jongeren hebben geprobeerd de post in de fik te steken. Kennelijk hebben criminele jongeren de instanties de oorlog verklaard en ze hebben de keet aangevallen. Het is niet verbazingwekkend: IJburg staat ook in 2015 in de top 10 van de wijken met het hoogste aantal jeugdige verdachten, te weten op nummer 5 (bron: rapportage criminaliteitsbeeld 2015, gemeente Amsterdam).
Op het papier met het logo van stadsdeel Oost lees ik de openingstijden. Ze zijn gedateerd. Het steunpunt lijkt in verval. Enkele dagen ervoor pleegden enkele Marokkaanse jongeren op Haveneiland-Oost een overval op een nachtbus. Een jongen viel de nietsvermoedende buschauffeur aan met een mes. De horrorbeelden van de overval worden door de politie de week erna vrijgegeven. Zijn het dezelfde jongeren die het Joris Ivensplein en andere plekken op het Haveneiland onveilig maken?
De oorlog was al uitgebroken rond de jaarwisseling, toen op het Haveneiland verschillende vuurwerkbommen afgingen. De brievenbussen van een appartementengebouw vlakbij het nieuwe steunpunt werden volledig weggeblazen. De gemeenschappelijke hal lag vol met metaal. Er vielen gewonden noch doden, meer geluk dan wat anders. In het gebouw wonen enkele nonnen. De politie heeft de camerabeelden; zij weet wie de Marokkaanse verdachten zijn; er zijn tot vandaag geen aanhoudingen verricht.
Op weg naar de AH zie ik twee politieagenten, een man en een vrouw. Als ik hen aanspreek, gaat een zonnebril af. De agent vertelt dat het mobiele steunpunt inmiddels al twee keer is aangevallen. De gemeente zit bovenop de problematiek, zegt hij. Als ik zeg dat het is alsof de post niet in gebruik is, zegt hij dat het vakantietijd is. ‘Kennelijk niet voor de jongeren,’ zeg ik.
Enkele weken erna loop ik op het onherbergzame binnenplein van het centrum een winkel binnen. Ik zie de camerabewaking. Is die nieuw? De winkel was al eens het mikpunt van een gewapende overval. Ik vraag de medewerker, nadat ik heb afgerekend, of het er sindsdien beter op is geworden. De man vertelt van groepen jongeren ‘van Noord-Afrikaanse komaf’ het winkelcentrum onveilig maken. ‘Ze komen met een grote groep binnen en stelen alles wat los en vast is. Iedereen hier heeft er last van. Je staat alleen, dus je begint er niets tegen. Van de politie hoef je niks te verwachten. Ze zien de camerabeelden, maar je hoort er nooit meer wat van … Je ziet ze hier sowieso steeds minder vaak,’ vervolgt hij. ‘Onlangs is er een mobiele politiepost geopend, maar ze zijn er nooit.’
‘Het lijkt dat de jongeren in deze oorlog aan de winnende hand zijn,’ zeg ik.
Hij knikt. ‘Dat zou je zeggen, ja.’
Was dat in Molenbeek niet hetzelfde en in al die andere wijken, waar veel Marokkanen wonen? Instanties verlieten de wijken, zoals nu het geval lijkt op het Haveneiland, IJburg. De duisternis viel in …