Er ontspon zich een gesprek tussen ons. Her en der zat een vrouw met nat haar. Het huurhuis aan de overkant was eindelijk weer bewoond, Marokkaanse jongens fietsten voorbij. Het weer was onbestemd.
‘Waarom ben jij eigenlijk in IJburg komen wonen?’, vroeg ze.
‘Mijn man wilde een groot huis en ik wilde beslist in Amsterdam blijven … IJburg dus.’
‘Ik zie jou eerder in de Negen Straatjes dan in IJburg … een leuk appartementje …’
Ik lachte. Zo had ik mezelf nooit bekeken. ‘Dat vind ik van jullie ook. Als ik een zaak had, ging ik in de stad zitten en niet in IJburg.’
‘Ik zeg, het is een allochtone wijk, maar ze willen het niet weten … en het is stil … In de stad kun je gezellig met een glaasje op de stoep zitten. Daar is reuring… Je huis stond toch te koop?’
‘Ja, al twee jaar.’
‘Bezichtigingen?’
‘Nee …’
‘Gek, ik wist niet dat het met de huizenverkoop in IJburg niet goed ging.’
‘De buren hebben hun huis wel verkocht … Zag er piekfijn uit. Zij gaan naar het rijke Rieteiland-Oost. Mensen zijn zo kieskeurig.’
‘Ja … Ik heb wel gehoord dat ze de mensen hierheen hebben gelokt en inmiddels kunnen ze niet meer weg. Eigenlijk heel gemeen.’
Ik knikte en dacht aan de beruchte gemengde woonblokken op het Haveneiland-West, waar het woongenot afwezig was en de overlast ondraaglijk. En aan mijn Amerikaanse zwager, die had gezegd dat als je niet vertrok je je uiteindelijk aan de neergang van een wijk niet kon onttrekken. Ik meed de wijk inmiddels, wat meer kon ik doen. Gelukkig verrees er aan de overzijde van het water een villawijkje met tuinen aan het water. Het zag er vooralsnog vrolijk uit, zoals IJburg had kunnen zijn.
Ik dacht aan de buurvrouw die, boek in de hand, vanuit haar motorbootje verstoord naar de schreeuwende Marokkaanse brugspringers had gekeken. Gelukkig stond er inmiddels een verbodsbord bij de brug. Deze zomer was het er rustig geweest. Ik dacht aan de vele schreeuwende kinderen uit de sociale huur in ons blok die van feest naar feest leken te leven. Zonder enig overleg klonk in het weekend dreunende multicultimuziek in onze tuinen. Maar ook de kinderen uit de koop veroorzaakten ondraaglijke overlast. Het Haveneiland met de gemengde blokken, op papier stedelijk opgezet, iedereen lekker dicht op elkaar, met veel bedrijfsruimte, die nu leeg stond. Het verval was al zichtbaar. Een wijk opgezet met grootse idealen, die een ziel leek te ontberen; daarvoor ging je naar binnen de ring van Amsterdam. De Negen Straatjes, een wereld van verschil …