Als ik vanaf het Joris Ivensplein naar het winkelcentrum van IJburg 1 wandel, passeer ik bij harde wind een ijselijke windtunnel. Dit is vrijwel ondoenlijk; alle levenslust word je in een klap ontnomen. Ik kijk naar de hoge gebouwen aan weerszijden. Het leefklimaat in dit toch al weinig aantrekkelijke winkelcentrum is zo onaangenaam dat je de bedenkers van ervan vervloekt. Het cynisme om op het Haveneiland, dat het grootste deel van IJburg 1 beslaat, een onleefbaar leefklimaat te creëren, is stuitend. Immers in IJburg waait het vanwege de ligging aan het IJsselmeer altijd twee keer zo hard als in de rest van Amsterdam.
Dit zal op de nieuwe eilanden van IJburg 2, het Centrumeiland en Strandeiland, niet veel beter zijn. Nergens in IJburg immers is de ligging opener dan daar, direct aan het grote water van het IJsselmeer. En toch hebben deze eilanden weer hoge gebouwen, die het leefklimaat op de grond guur en onaangenaam zullen maken.
Ook is de ontsluiting op de nieuwe eilanden opnieuw hemeltergend. Terwijl de bewoners van IJburg 1 steen en been klagen over die ene tram 26 die het eiland ontsluit, omdat deze met de regelmaat van de klok uitvalt, zullen ook de nieuwe eilanden voor openbaar vervoer volledig afhankelijk van deze tram zijn.
De kans dat de mislukte menging van IJburg 1 zich op IJburg 2 zal herhalen, is levensgroot, aangezien het percentage sociale huur met maar liefst 40 procent op de nieuwe eilanden nog hoger zal zijn dan in het eerste deel van IJburg. De kritische grens van 50 procent voor het ontstaan van een ‘zwarte wijk’ is er binnen handbereik.
Desondanks denkt de gemeente Amsterdam dat ze mensen naar deze winderige uithoek kan lokken. Ongetwijfeld met dezelfde glanzende brochures als indertijd de bewoners van IJburg 1.